Kun je je moeder voelen van een kindje dat nooit heeft bestaan?
Ja. Dat kan. Deze week was ik er getuige van.
Ik zat met drie vrouwen in mijn praktijk. Eén van hen is mijn cliënt. Ze had me gevraagd of ze op deze bijzondere dag haar beste vriendin en zus mee mocht nemen. Het is de dag die ze onlangs in het leven heeft geroepen. Een dag om haar nooit geboren kindje te eren.
Sophie komt al een poos bij mij. Vorig jaar overleed haar vader plotseling. Vandaag zit ze samen met haar beste vriendin in de wachtruimte. Ik kijk de meiden aan en vraag of ze samen naar binnen willen komen. Twee paar blije ogen kijken me aan en een volmondig ‘ja’ klinkt. En zo zit ik onverwacht met twee 10-jarige meiden in de praktijkruimte.
Zijn moeder overleed deze zomer. Sinds kort komt hij in mijn praktijk en verkent hij voorzichtig zijn verdriet. De vorige keer gaf hij al snel aan ‘niet verder over mama te willen praten, want daar werd hij verdrietig van’. Vandaag is het anders.
“Liefde is alles en daar moeten we in blijven geloven. Dus wat nou, als we gewoon met z’n allen zouden besluiten: Sinterklaas bestaat. Dan weten we heus wel dat we die cadeautjes nog steeds zelf moeten kopen, maar het gaat meer om het idee. Dat we blijven geloven dat het nog altijd goed kan komen met ons, met de liefde. Want liefde is als Sinterklaas. Je moet erin geloven, anders wordt het niets.”
Het begin van de film is veelbelovend. Je kijkt me stralend aan. Precies, je moet erin geloven! Maar na een poosje hoor ik naast me: “Hij verpest alles”. Verdrietig kruip je tegen me aan.
“Het waren drie pittige weken,” zegt Michael. Stralend kijkt hij me aan. Opgelucht zelfs. Een zware last is van hem afgegleden. Zichtbaar. Wat een verschil met hoe hij hier nog maar pasgeleden binnen stapte…
“Soms voelt het alsof mijn hele hoofd vol tranen zit”, vertelt ze. Al pratend wordt me duidelijk dat dit meisje niet alleen haar eigen verdriet draagt…
“Het wordt alleen maar erger”, zegt ze. Haar zoon overleed vijf jaar geleden. Emotioneel en lichamelijk houdt het verdriet haar in zijn greep. Ze heeft nog steeds het gevoel dat de wereld sneller gaat dan zijzelf. Ze is vaak ziek, heeft last van hoofdpijn en ervaart dat haar tranen in haar borst blijven steken. Als ze de flyer van mijn praktijk ergens ziet liggen, is ze opgelucht. “Precies op tijd”, vertelt ze me later.
Jou missen. Heb ik dat wel goed gedaan? Zoals het hoort als je geliefde overlijdt? Heb ik huilend op jouw plek in ons bed gelegen? Heb ik je geur gezocht in de kleren in de kast? Heb ik bij het raam gestaan, in de hoop dat je de hoek om zou komen? Een knoop in mijn buik vertelt me dat het anders ging. Dat mijn missen een eigen leven leidde. Dat alle liefde mijn lijf verliet, op dat ene moment. Ik was te boos om je te missen…
Ik zit met voorovergebogen schouders in de stoel. Naast me zit mijn dierbare vriendin. Ze heeft de woorden die ik dit weekend uitsprak serieus genomen. Heel serieus. En dus zit ik hier. Bij de huisarts. “Ik kan het niet meer. Ik kan op dit moment niet meer voor de kinderen zorgen.” Ik heb geen idee wat deze woorden voor gevolg gaan hebben. Maar ik kan niet anders dan ze uitspreken. Ik ben lamgeslagen. Ik ben moe. Moe van al het vechten.