Eind 2011 klopte de dood genadeloos op de deur van mijn zorgeloze leven. Met mijn man
en twee jonge kinderen, een leuke baan en veel lieve mensen om mij heen lachte het leven mij toe. Niets kon mij gebeuren. Het bleek echter zo anders. Op een doodgewone vrijdag in november werd ik in één klap weduwe. Mijn man had zich van het leven beroofd. Onverwacht. Niemand had het zien aankomen. De tijd stond stil, mijn leven lag overhoop. Opeens regeerde de dood mijn leven. Ik voel me geroepen nu op te roepen tot het gesprek over de dood. Om diverse redenen.
Ze was buiten aan het spelen, toen ze haar vader aan zag komen lopen. Vreemd, dat gebeurde nooit. Meteen voelde ze aan dat hij niet zomaar naar haar toe kwam. Zijn ernstige blik vertelde dat ook. Ze begreep er niets van. Pas toen hij zei “Ik moet helaas weer naar het ziekenhuis” wist ze waarom hij het haar persoonlijk kwam vertellen. Want het zou betekenen dat hij op haar verjaardag in het ziekenhuis zou liggen.
“Ik huil me nog liever kapot!”, schreeuwt hij vanuit zijn tenen. Woorden van frustratie en boosheid. Wat hij voelt is groot en overweldigend. Terwijl ik hem probeer af te leiden, geeft hij me te kennen dat hij niet kán stoppen met huilen. Mijn tienjarige zoon schreeuwt letterlijk om begrip.
Ze zijn nog zo jong. Vier en twee jaar pas. Ik heb ze net verteld dat papa dood is. Hoe kan ik ook nog vertellen dat hij die dood zelf heeft opgezocht? Dat het geen domme pech van een ongeluk of een hartaanval was geweest, maar zijn eigen voetstappen richting die trein?
Eindelijk. Vandaag ga je schaatsen. Al de hele week kijk je uit naar deze dag. Vorig jaar schaatste je voor de allereerste keer. Wat genoot je. En wat ging het je makkelijk af. Als een ervaren schaatser gleed je over het ijs, met een brede lach van trots en blijdschap. Sportieve meid. Vaak op skeelers naar school, veel leuker dan op de fiets. Regelmatig wil je horen van wie je je sportiviteit hebt. Je weet het allang. Maar elke keer glimlach je trots als ik nogmaals vertel dat je dat van papa hebt. Je hebt het nodig te horen dat je op hem lijkt, dat je dingen doet zoals hij ze deed. Zoals het snoepen van de kaasrandjes. Die randjes die iedereen weggooit, maar waar jij het plastic vanaf trekt, om vervolgens dat heerlijke stukje kaas op te peuzelen. Precies zoals papa dat deed.
“Ik haat dinsdagen”, zegt zoonlief vanmorgen. Hij kan niet goed uitleggen waarom. Hij heeft er gewoon geen zin in vandaag.
Eerste kerstdag. Ik heb een gebroken nacht achter de rug, na een week vol onrustige nachten. Ik ben moe en baal dat ik al om 5.30 uur wakker word van de kinderen. De moed zakt me in de schoenen.